HOME

VANDAAG

OOIT

STAP

VRAAG

DOOS

 
 


Ooit in 1931 ...

... een viervoudige moord in Putbroek
Deel 2
 

 28 april 1934
(bijna 3 jaar later)

In de strafgevangenis van Leeuwarden
kreeg Mathieu berouw en legde hij een volledige bekentenis af.

Het "Echter Weekblad" schrijft een verslag,
 overgenomen uit de "Nieuwe Venlosche Courant".

(De oorspronkelijke tekst is niet aangepast aan de huideige spellingsregels)

Hoe de zoon de toedracht der zaak vertelde:


Mathias van den Elzen

Omtrent den inhoud der zoon van den Elzen, kortelings in de strafgevangenis te Leeuwarden afgelegde buitengerechtelijke bekentenis en omtrent de wijze waarop het drama zich in den nacht van 27 op 28 nov. j.l. aan den rand der Annadaalse bosschen voltrok, verneemt de  'Nieuwe Venlosche Courant' het navolgende:

Na in de avond van het moorddrama te Posterholt verschillende café's te hebben bezocht en goed gedronken te hebben, zijn vader en zoon Van den E. te zamen met landbouwerszoon Pernot, een buurman van Van den Elzen, huiswaarts gekeerd.
Het laatst was het gezelschapin in het café van Karel van de Vorst te Posterholt, wellk café 5 minuten vóór elven werd verlaten. Veldwachter Thevissen, die daar ook bij hen was, had hen daar verlaten en was huiswaarts gegaan. Vader Van den Elzen was naar de meening van den zoon dronken en hij kon dan ook niet goed bijblijven, zoodat hij iets later dan de zoon thuis op Annadaal aan kwam.

Tot de tanden gewapend

Na het avondeten te hebben gebruikt, maakte de zoon aanstalten om naar bed te gaan en had zijn schoenen en jas reeds uitgetrokken. Zijn vader riep hem echter van boven terug en zei: 'dat hij nog naar den draad wilde gaan zien en ook in het Putbroek naar klemmen zoeken'.
Zoon Van den E. had hierin geen zin, waarop zijn vader hem antwoordde: "Vroeger, toen ik zulk een jongen was, wist ik van geen slapen en nu ook nog niet, gij denkt maar aan slapen'.
Met tegenzin deed de zoon schoenen en jas wederom aan en nam zijn parabellumrevolver. Zijn vader nam het dubbelloops jachtgeweer met patronen en verder nog zijn parabellum en als derde wapen een browning-revolver.
Toen de zoon daarop aan zijn vader vroeg waarom hij dit allemaal meesjouwde kreeg hij van zijn vader de vermaning: 'dat hij nooit zoo moest loopen, zoals hij deed, soms geen revolver, nooit een zaklantaarn, altijd maar zoo voor evenveel'.
Hij (de zoon) moest maar eens de ware menschen aantreffen, dan zou hij wel voorzichtiger worden, meende Van den E. nog.

Er moest een voorbeeld gesteld worden

Buiten gekomen, vertelde vader Van den E. van zijn ontmoetingen nabij Reijnders, van de Kerstens, het vinden van veel strikken bij den Berg en het aldaar gevangen zijn van een konijn. Hij zeide naar het huis Kersten te gaan, zich verdekt in het bosch op te stellen en dan eerst een schot door de ruiten te lossen en als daarop de jongens Kersten buiten kwamen, hen ieder een schot in de knoken te geven. Dan zou dat stroopen van de winter wel ophouden, en ook voor de anderen was het goed, meende de vader. Niemand zou dan weten wie het gedaan had. De zoon had hierin niet veel trek, maar aangezien hij niets behoefde te doen, wilde hij wel mee gaan, te meer daar hij het ook wel een goede manier vond om de stroopers wat schrik aan te jagen, en zoiets verdienden zij wel.
Voorbij de woning van Reijnders in Putbroek gekomen, gingen beiden het veld op om naar klemmen te zoeken. Vader Van den E. liep het meest links, dus het kortst langs den openbare weg, die leidt van Annadaal naar Putbroek en Diergaarde.

Ontmoeting met de stroopers

Opeens draaide vader Van den E. dien weg weer op en de zoon zag hem in gesprek met Willem Kersten, het ging over stroopen, en ook Willem Kersten was hierbij niet op zijn mond gevallen. Er waren nog twee andere personen op den weg en hier ging zoon Van den Elzen heen.
Een dezer bleek te zijn Mathias Kersten en in den ander meende hij Frans Wehrens te herkennen. Vader Van den E. kwam samen met Willem Kersten naderbij en direct zeide hij: 'Ah, Wehrens, moest jij ook al hier komen stroopen'. Wehrens antwoordde niet en Willem Kersten bleef tegen vader Van den Elzen te keer gaan. Hij sprak ook zooals hij dacht, want hij stond op den openbaren weg.

Een formeele moordpartij

Plotseling ging een schot uit het geweer van vader Van den Elzen af. De zoon weet niet of zijn vader  op Willem Kersten, die wegvluchtte, richtte, of het in zijn opwinding of dat hij het moedwillig deed.
Willem Kersten vluchtte in de richting der huizen in Putbroek, terwijl daarop vader Van den Elzen direct op den middelsten persoon Wehrens schoot.
De zoon zag Willem Kersten vallen, terwijl Mathias Kersten begon te huilen en zei niet te schieten. Hierop gelastte de vader zijn zoon  om op den wegvluchtenden Willem Kersten te schieten, terwijl hij Mathias Kersten neerschoot. Ook deze viel zonder iets te zeggen.
Toen zijn vader hierop het geweer weer laadde, liep de zoon Willem Kersten, die reeds een dertig meter weg was na, terwijl hij uit zijn parabellumrevolver schoten op hem loste. Op het vijfde schot vluchtte Willem de bosschen in, ook hier achtervolgd door den zoon, die hem in de bosschen het zesde schot nazond. Daarop viel Willem Kersten. Of hij tegen een boom liep, of aan een boom met zijn kleeren bleef hangen, ofwel hij geraakt is, zegt de zoon niet te weten.
Toen hij bij Willem kwam, vroeg deze hem niet te schieten, maar toch wilde hij hem neerschieten en richtte zijn revolver op hem. Toen bemerkte hij echter dat de revolver leeg was, zoodat hij hem niet kon neerschieten. Hij pakte Willem bij den arm stevig vast en bracht hem naar zijn vader. Willem verzette zich hierbij en zei ook niets. Vader Van den Elzen kwam hen reeds tegemoet en zei direct tot zijn zoon: 'Waarom heb je hem niet kapot geschoten', en mee duwde vader Van den Elzen  Willem bijna tegen de grond en schoot hem dood.
Toen lagen zij daar, alle drie dood. Mathias Kersten en Frans Wehrens vlak bij elkander en Willem Kersten een 20 of 30 meter meer in de richting zijner woning in Putbroek. Met hun tweeën legden ze de lijken langs den weg in den greppel, terwijl de zoon in een karspoor, waar Wehrens was gevallen, de bloedvlekken uitwischte.

De lijken onder den grond gestopt

De vader zond den zoon naar huis om een schop te halen, geweer en parabellum moest hij maar direct meenemen, terwijl ondertusschen de vader bij de lijken de wacht hield.
Vijf kwartier later keerde de zoon terug met een schop en een paar zakken. Omtrent het wegdragen der lijken vertelde de zoon, dat zij het eerste met hun tweeën zouden doen, doch omdat vader pijn in den rug kreeg gelastte hij hem het alleen te doen.
Daarna heeft hij de lijken een voor een op de schouder genomen en naar de bosch gedragen tot bij een  plaats waar een soort kuil was. Hier werden de zakken open gesneden en rond de kuil gelegd om te voorkomen dat bij het verder uitgraven zand op het mos zoude vallen. Vader Van den E. groef den kuil verder uit, zoon Van de E. moest toezien dat geen grond op het mos terecht kwam.
Daarna deden zij de lijken in den kuil, de zoon moest er op trappen, omdat alles mooi  glad werd. Het zand werd er voorzichtig op gedaan, terwijl de zoon bleef aantrappen. Daarna werden de zakken opgenomen en alles mooi met mos bedekt.
Door de bosschen werd huiswaarts gegaan, terwijl de vader onderweg er nog over sprak om des morgens zoodra het licht was, direct terug te gaan om te zien of er nog sporen weggemaakt moesten worden. De zoon durfde dit niet, bang dat hij was zoodra de vermissing bekend werd, verdacht zoude worden te meer daar hij anders nooit ter plaatse kwam en daarom besloot de vader alleen te laten gaan.

Thuis gekomen bleken de kleeren van de zoon geheel met bloed besmeurd. Vader Van den Elzen gelastte hem deze bij elkander te binden en direct in het bosch in het water te laten zinken. Dit geschiedde direct ( Zooals bekend werden kleeren zaterdag j.l. door de Justitie op de door zoon Van den Elzen thans aangeduide plaats uit het water opgehaald).
 

Na van deze reis te zijn teruggekomen, overhandigde zijn vader hem twee portemonnaies om te zien wat er in zat. In de eene zaten 3 bankbiljetten van fl. 25,- en eenige van 10, in de andere fl. 2,- en ongeveer 40 cent kleingeld. Hierop gaf de zoon de portemonnaies wederom terug.
De zoon ging naar boven naar zijn slaapkamer, vader Van den Elzen bleef onder in de kamer liggen slapen, om des morgens bij het licht worden direct weer naar Putbroek te kunnen gaan. Bij het verder uitkleeden bemerkte de zoon, dat ook zijn onderkleeren vol bloed zten. Hei zeide dit tegen zijn vader die de kleren moest hebben om deze te verbergen. De zoon meent, dat deze in de bosschen  in een konijnenhol verborgen zijn, doch weet niet waar.
 

Voor het eerst hebben daarna vader en zoon elkaar gesproken. Zondagsavonds, toen vader van den Elzen tot zijn zoon zei: 'Ze hebben de geweren in beslag genomen, maar als ze je komen hooren weet je van niks, je moet maar zwijgen, ze kunnen ons niks bewijzen, de wapens zijn goed gepoetst.

De zoon vraagt de ouders vergiffenis

Verder wijdt de zoon nog eenige beschouwingen aan de juistheid der verklaringen van getuigen en deskundigen en besluit dan met de vermelding, dat indien het in de courant komt te staan, hij de familie der ongelukkige jongens, de ouders wel verschooning vraagt voor hetgeen hij had kunnen voorkomen, als hij zijn verstand gebruikt had.

++++++++++++++++++++++++++++++++++++++

Zoo ver dan de samenvatting van het verhaal van zoon Mathias van den Elzen ten opzichte der kardinale punten, slechts op een enkel punt belangrijk afwijkende met de feiten, zooals deze ter plaatse zijn gevonden met een eisch van levenslange gevangenisstraf tegen den vader besloten requisitoir.

Alleen op het punt der toegebrachte verwondingen en geloste schoten is de verklaring van Van den Elzen Jr. niet in overeenstemming met de gevonden feiten, doch wanneer men in aanmerking neemt de psychische gesteldheid van deze, dan is het zeer goed te begrijpen, dat hij zelf niet weet, hoe het drama zich juist heeft afgespeeld, en dat op dit punt de verklaring van hem moet wijken voor die van deskundigen en getuigen.

In ditzelfde weekblad van zaterdag 1 februari 1936 dacht men de broek van Van den Elzen gevonden te hebben. Zij verhaalt dat bij graafwerkzaamheden in het Eschbroek bij Annadaal een met bloed doordrenkte broek werd gevonden, waarvan werd verondersteld dat dit de broek van Van den Elzen was, die hij droeg op de avond van 27 november 1931. De getuige J. Hermans uit Posterholt verklaarde bij de Roermondse Rechtbank, dat hij v.d.E. in den morgen van 28 november 1931 met een schop naar het Eschbroek had zie gaan.

Naar deel 3 >>>